Geestelijke Verzorging - Column ‘Adem in, adem uit’
‘Ga om te beginnen goed zitten: stevig op je stoel, beide voeten op de grond.’ De een schuift wat onwennig heen en weer, de ander sluit haar ogen. We zijn in het Dominicanenklooster, een statig gebouw op loopafstand van de kliniek aan de Grasdorpstraat in Zwolle. Om de week zitten we hier met een groepje voor de stiltetraining, en als geestelijk verzorger in opleiding mag ik het vandaag leiden.
We steken een kaars aan, delen iets van wat ons bezighoudt, en zoeken vervolgens een plekje in de kerk om tien minuten stil te zijn. Om ons heen is veel te zien: op de vloer zijn voorstellingen uit de natuur gelegd in mozaïek en door de hoge ramen valt het licht in allerlei kleuren naar binnen.
Ik zie het allemaal, maar waar ik op focus is mijn ademhaling. Ik adem iets dieper in dan ik normaal zou doen, en iets verder uit. Terwijl ik zo op mijn stoel zit, hoor ik hoe op straat een auto toetert, een stratenmaker iets roept naar zijn collega en twee honden naar elkaar blaffen. Door zelf stil te zijn, vallen zulke geluiden extra op.
En ook in mijzelf ‘hoor’ ik van alles: mijn benen mopperen dat ze spierpijn hebben van het onkruid wieden van gisteren en mijn wangen gloeien nog na van de zon. In mijn hoofd is het druk: ik denk aan een gesprek dat ik net heb gevoerd, maak ondertussen in gedachten een boodschappenlijstje voor vanavond en – oja. Ik ben nu hier. Adem in, adem uit. Langzaam word ik rustiger en kom ik tot mijzelf.
Als de stilte voorbij is wisselen we wat ervaringen uit. De een vond het heerlijk: eindelijk even tien minuten niet gestoord worden. Een ander voelde dat er tranen opkwamen, van verdriet dat ze al lang niet had gevoeld. Weer iemand anders merkte dat hij opeens even moest denken aan een vriend van vroeger, en kreeg daar een warm gevoel van.
Zonder dat wij iets doen, doet de stilte iets met ons. In zo’n ervaring, die je niet kunt beheersen maar die je zomaar overkomt, gebeurt wat de Duitse socioloog Hartmut Rosa ‘resonantie’ noemt. Zoals een vioolsnaar meetrilt als er een strijkstok langskomt, kan er ook in ons binnenste iets in beweging komen door wat daarbuiten gebeurt. Je maakt bijvoorbeeld een wandeling in het bos en voelt je even verbonden met de natuur om je heen. Of je hoort een liedje uit je jeugd op de radio waardoor je geraakt wordt.
Het is de kunst, zegt Rosa, om te zijn als een viool. Doordat de klankkast een holle ruimte heeft kan geluid ontstaan. Zo kunnen ook wij iets van verbinding ervaren door open te staan voor de wereld om ons heen. Tegelijkertijd is een viool niet helemaal open: als je alles aan alle kanten binnen laat komen, klinkt er geen muziek maar raak je overspoeld. Daarom mag je jezelf in een wereld vol prikkels best afsluiten voor wat niet helpend is.
In de stiltetraining oefenen we met het openstellen van en luisteren naar onze eigen klankkast. Omdat daar iets kan opklinken wat de moeite waard is.
Marije van der Poel, geestelijk verzorger in opleiding