(Don’t) judge
Het thema van dit Diverce-nummer is “de wereld op zijn kop”. Dit thema associeer ik met heel veel uiteenlopende kwesties; van de oorlog in Oekraïne tot de bizarre realiteit van de Coronapandemie, van de kloof tussen arm en rijk tot buitengesloten worden omdat je “anders bent dan de norm”.
Dit laatste kan me enorm bezighouden en boos, verontwaardigd en verdrietig maken.
Wat is dat toch voor iets walgelijks dat er mensen zijn die menen te moeten oordelen over een ander? Het oordelen slaat door in veroordelen en dat vaak louter omdat iemand een andere achtergrond, huidskleur, seksuele voorkeur, psychische kwetsbaarheid of mogelijk paarse stippeltjestrui heeft, terwijl paars en stippeltjes nu niet in de mode is. Het hoort kennelijk bij de huidige tijd waarin de goegemeente lijkt te verwachten dat je voor of tegen iets bent en nuancering ver te zoeken is.
Ik persoonlijk weiger daaraan mee te doen of zelfs maar aan te wennen. Natuurlijk heb ik ook vooroordelen en oordeel ik ook. Ik probeer me daarvan bewust te zijn, me niet te laten leiden door mijn vooroordelen en mijn oordelen vaker voor me te houden, zeker op social media. Het frappante is dat mijn (voor)oordelen minder werden toen ik jaren geleden koos voor een rechtenstudie. Die keuze was mede ingegeven door mijn rechtvaardigheidsgevoel. Ik had de verwachting (of was het een vooroordeel?) dat ik door die studie zou leren wat goed is en wat fout, wat recht is en wat krom. Wat ik echter vooral leerde was genuanceerd te zijn. De wereld is niet goed of fout en dingen zijn niet zwart of wit. Zeker, ik leerde ook analyseren en ja, ook oordelen over kwesties. Maar ik leerde daarbij ook dat oordelen niet eerder kan dan wanneer feiten zijn bekeken en getoetst aan (juridische) criteria. Een veel gebezigde term die erin werd gestampt was dat oordelen “van de omstandigheden van het geval” afhangt en juist daarin ook weer de nuancering zit. Wat die studie me vooral bracht was een ruimere blik. Ik leerde onbevooroordeeld naar kwesties kijken. Die hele studie maakte mij een stuk genuanceerder en milder dan de dertiger met de nodige geldingsdrang die ik daarvoor was. Ieder verhaal heeft twee kanten. Zeker in het begin overkwam het me geregeld dat ik stukken van één partij las en dacht “die heeft het gelijk aan zijn zijde, dat kan niet anders”, totdat ik het relaas van de wederpartij las en alle standpunten feilloos werden weerlegd. Ook nu nog gebeurt het me dat ik voor een zitting denk dat een zaak een bepaalde kant opgaat, terwijl ik na afloop ervan overtuigd ben dat het 180 graden anders ligt. Dat soort ervaringen houden me bij de les en maken me bewust van mijn eigen vooroordelen en hoe onterecht en ook volkomen zinloos ze zijn en ik ze dus vooral niet moet uiten of uitdragen.
Natuurlijk, in mijn werk als gerechtsjurist moet ik oordelen en iets vinden van kwesties die aan mij worden voorgelegd. Ik werk vooral in het insolventierecht en dat betekent dat over heel veel kwesties ook nog eens snel moet worden geoordeeld. Anders dan in andere rechtsgebieden zijn het veelal geen telefoonboekdikke zaken die worden voorgelegd en waarover meerdere juristen zich dagenlang kunnen buigen. Het is veelal de korte klap, met dagen waarop 40, 50 beslissingen moeten worden genomen en oordelen geveld worden. Er zijn er waarvan je dan een dag later denkt dat het misschien toch niet de beste optie was. Ook dat houdt je scherp.
Misschien maakt een hele werkdag oordelen ook wel dat ik dat privé probeer te beperken. Het bevalt me in ieder geval erg goed, net als mijn motto dat vriendelijk zijn niets meer kost, maar de wereld wel wat leuker maakt. Wie het aanspreekt kan deze column opvatten als een pleidooi voor minder oordelen, meer mildheid. Ik denk echt dat wanneer (voor)oordelen minder geuit zouden worden we naar een prettiger samenleving toe gaan. Ligt de deugd niet net als de waarheid vaak ergens in het midden? Zetten we de wereld weer op zijn kop, maar dan op een leuke manier.
Lieke Knook
lid Adviesraad Naasten